Interview Bruzz over ‘de Bacchanten’

Naar aanleiding van een oproepje over technomuziek op facebook, voor onze bewerking van ‘de Bacchanten’ met de leerlingen Speltheater aan de Hoofdstedelijke Kunstacademie, werd ik geïnterviewd door Bruzz.

Het interview beluister je hier: https://soundcloud.com/robbe-petitjean/2021-01-12-durf-te-vragen-noemie/s-FRi53Fs2496

Kinderen met een kwetsbare achtergrond zijn bij de grootste slachtoffers van corona

Voor MO* schreef ik een blog naar aanleiding van mijn bezorgdheid over kinderen met een kwetsbare achtergrond tijdens de lock down ten gevolgen van de de COVID-19 crisis.

Theatermaker en -docente Noëmi Degrauwe maakt zich zorgen over de emotionele staat van kwetsbare kinderen in deze periode van lockdown. Zeker voor jongeren die in normale omstandigheden al niet echt functioneren, is deze periode een levende hel.

Lees verder…

Online dramales voor kinderen

Ik maakte een online theaterles omwille van de maatregelen vanwege het covid-19 virus. Alle kinderen zitten thuis en ik stuurde dit filmpjr aan mijn leerlingen van de basisschool waar ik wekelijks kom, waar de leerlingen niet zo snel toegang hebben tot kunsteducatieve activiteiten door hun sociaal-economische achtergrond.

Conservatisme

Conservatisme. Het is een term die me lijkt te willen beperken, belemmeren in mijn speeltuin. Hekjes wil zetten en verplichten enkel op de oude wip te spelen. Terwijl ik in bomen wil klimmen, omgekeerd aan de schommel hangen en er een nieuwe toepassing voor vind als omgekeerd-kijker. Mierennesten uitgraven om te zien wat daarbinnen in die kleine gangetjes allemaal gebeurt. De vinger die zegt ‘niet doen’, wanneer ik net iets interessants ontdekt heb dat ik wil uittesten en onderzoeken. Niet dat die vinger nooit ongelijk heeft: ik ben al heus een keer omgekeerd van die schommel op mijn kinnebak gevallen en die mierenkolonie zijn overlevingskans daalt behoorlijk tijdens het uitgraven van dat nest. Maar de verboden vrucht wordt des te begeerlijker wanneer men op voorhand zegt dat ze niet de jouwe is. Opgestoken vingers leren gehoorzamen en niet zelf redeneren naar eigen vermogen. Ik denk nu wel twee keer na voor ik dat nest nog eens uitgraaf omdat ik volgende lente de mieren niet meer in rijtjes zag lopen of zoek na het vallen een betere manier om me met mijn benen aan de schommel vast te klemmen.

Op dit moment wordt er onder een conservatieve vlag in het budget voor de kunsten geknipt. De sector waar ik mijn speeltuin in tracht te maken. Schaarste leidt tot creativiteit wordt er dan gescandeerd, het is al zo lang geleden dat er wat moois werd gemaakt. Enkel de beste zullen excelleren. Misschien. Maar ik wordt gewoon boos, dat plots minder kan of mag. En vraag me af of zij weten hoe de stress van de eindjes aan elkaar knopen voelt. Ik tekende ervoor toen ik voor dit vak koos, daar was ik me vol van bewust. Ik kan overleven op een minimaal budget, heb niet veel nodig in het leven: mijn kledij, spullen en meubels zijn veelal tweedehands en dat vind ik prima. Maar ik had de stress onderschat. Wat het van een mens vraagt om constant meer te geven dan je terug krijgt. Het gevoel te hebben jezelf elke keer opnieuw te moeten bewijzen. Ten brode in jezelf woelen en het beste, kwetsbaarste daar en bij anderen naar boven halen. Haast zelden kunnen rusten en eigenlijk in constante staat van urgentie verkeren. Daar eigenlijk best vrij weinig voor gewaardeerd worden en nu haast gecriminaliseerd. Subsidieslurf. Waar is de schoonheid, boehoe.

Ik wil dat conservatisme ergens begrijpen. Weten of de politieke partijen die deze vlag zwaaien het doen uit oprechte overtuiging om het beste voor te hebben met de wereld of zij eigenlijk ergens gewoon booswichten zijn. Dan weet ik dat ik mijn energie niet meer aan hen moet verspillen, want dan zijn ze louter uit op pesten.

Ik keek een documentaire over Roger Scruton, de inspirator van menig conservatief politicus, die onlangs overleed. Ik kwam voor het eerst met Scruton in aanraking als zeventienjarige in de les filosofie op de middelbare school. Zijn naam stond in de literaire lijst waarvan wij een titel moesten kiezen om te lezen en te bespreken. In een interview met de man had ik gelezen dat hij een uitgesproken conservatief gedachtegoed had en regelmatig kwam spreken op bijeenkomsten van de uiterst rechtse Europese partijen. Het leek me interessant om me in iemand die ik bij aanvang niet begreep, waar ik misschien zelfs uitgesproken aversie tegenover voelde, te verdiepen. De leraar met rossige vogelnestbaard uit de antroposofische hoek keek me inschattend aan vanachter zijn ronde brilletje en ik ging aan de slag. Ik herinner me dat het werk dat ik van hem las ging over hoge en lage kunst. Hoe hij duidelijk dat onderscheid maakte, omwille van de virtuositeit, vakmanschap en esthetiek die hij terugvond in klassieke kunstwerken en niet in de populaire kunsten. Ik was nog jong en best ongeschoold, maar voelde in mijn puberende onderbuik dat ik het niet met hem eens was. Ik begreep wat hij wilde zeggen, maar had nog weinig argumenten om hem van weerwoord te dienen.

Nu zie ik Roger Scruton in zijn Scrutopia. Een boerderij in het Engeland op zijn landelijkst. Glooiende velden vol bloemen. Behaaglijke zetels aan een haardvuur. Een groentetuin en kikkerpoel. Scruton spreekt over schoonheid. Hoe wij als mens de enige soort zijn om te kunnen genieten van een esthetische beleving en hoe bijzonder dat is. Dat het ons leven mee zin geeft om op zoek te gaan naar die esthetische beleving. Hij legt uit dat ecologie en conservatisme goed samengaan. Dat voor de natuur zorgen in wezen inherent is aan het conservatieve gedachtegoed. Willen bewaren wat waardevol is op deze planeet en wat we overgeleverd kregen van zij die voor ons kwamen. Hij speelt piano. En praat over een zekere taak van de mens om aan de juiste kant van het morele kompas te blijven. Hij heeft een zekere kwetsbaarheid in zijn geraffineerde manier van spreken. Hij citeert de grote denkers naturel en zonder arrogantie, omdat ik denk dat hij werkelijk troost en inspiratie haalt uit hun woorden. Niet de bologige blaffende boerse beunhaas met stropdas om de pafferige nek, vermomd als politieker of slik in maatpak uitgedoste tafelspringer, te jong en met te veel branie, niet op het mondje gevallen gelkuif. Nee, hij lijkt mij de persoon die grootvaderlijk tevreden zou knikken als ik een Hongaarse dans van Brahms op de viool speel, wegdromend in een chaise longue met uitzicht door het raam op wuivende korenhalmen en een boom op de heuvelrug, een zon dramatisch priemend door het wolkenspel. Die me meer wegwijs zou kunnen maken in het werk van Keats, voorbij ‘a thing of beauty is a joy forever’.

We hebben eigenlijk toch nog wel wat gemeen, Roger en ik. Ook ik droom meer dan soms over mezelf terugtrekken op een landelijke boerderij. Ik leef op in de natuur, treur om het verloren gaan van de rijkdom met al dat oprukkende beton, ontbossing en opwarming van de aarde . Ik herken me in uitspraken die hij doet, de levensvragen die hij stelt. Hij daagt me uit en zet me aan het denken. En ook mijn huis is per voorwaarde gezellig. Het moet ‘thuis’ zijn, ‘home’, nog zo’n belangrijk begrip in Scruton’s oeuvre.

Maar ik woon niet op een boerderij. Ik woon in de stad, Brussel nog wel, die niet meteen gekend staat omwille van haar esthetische beleving. Maar ik zie heel veel schoonheid in deze stad, die veel beter uitkomt omwille van het contrast met de lelijkheid ernaast. ‘Ik vind een vlinder mooier op een paardenvijg dan pronkend op een bloem’, dacht ik ooit toen ik aan het wandelen was in de Alpen en een lapis Lazuli blauw exemplaar zag zitten op een hoopje stront. Iedereen die een beetje ingewijd is in de kunsten weet dat schoonheid enkel bestaat in gratie van het lelijke. Anders wordt het uitgehold en vlak, verliest het waarde omdat het niets heeft om tegen af te steken. Scruton vertelt zelf hoe zijn boerderij verlieslatend is, omdat modern boeren gaat om een bedrijf runnen en in het niets nog te maken heeft met het romantische ideaal dat hij tracht in stand te houden. Ooit was de kar achter het paard revolutionair, zou hij zich er toen ook tegen verzet hebben? De nostalgie en zin voor conservatie siert hem, maar is al het andere daarom slecht? Hij praat over de interviewster en zichzelf als over een club die een zeker bewustzijn hebben. Is iedereen die niet het privilege om intellectueel opgeleid te worden dan onbewust?

En ja, ik las Artaud of Deleuze, luister weleens naar Prokofiev. Maar ook in populaire cultuur zijn er meesterwerken te vinden, schoonheid, troost, virtuositeit en ambachtelijkheid. Het ene hoeft het andere niet uit te sluiten. De kunst van vandaag is het repertoire van morgen. Wanneer Scruton uitweidt over het inherent slechte in de mens, bekruipt mij niets anders dan het gevoel van de bange blanke man met een diep geloof dat wij allen ergens verdorven zijn. En ja, er zijn misschien een aantal mensen verdorven, dat noemt men psychopaat, maar ik sta Rutger Bregman bij in de overtuiging dat de meeste mensen eigenlijk wel deugen. Dat leert mijn werk met honderden kinderen die ik al enkele jaren spelend zie passeren in mijn lessen en me best inzicht geeft in de menselijke geest en functioneren in groep. Ik zie solidariteit op de plekken waar men het minste heeft, opgroeit in erbarmelijke omstandigheden. We kunnen ons toch niet allemaal terugtrekken in een cottage op een landgoed ver van hier, wie legt er dan onze riolering aan? Of willen we blind zijn voor de onderkant van de maatschappij, dat er andere mensen zijn die onze levensstijl zullen faciliteren, waarschijnlijk ten koste van zichzelf.

Ik weet, het behouden van kostbaar goed is nodig. Maar alsjeblieft, neem me mijn speeltuin niet af omdat je denkt dat ik niet zie wat waardevol is. Dat is wantrouwen, daar gaan mensen zich niet keuriger van gedragen, integendeel. Een selffullfilling prophecy, je krijgt te zien wat je verwacht te zien. En daarbij lijkt deze Romantische ‘Scrutonese’ vorm in het niets de neoliberale spin off van conservatisme, waarbij miljoenendeals met bedrijven worden gesloten en men vendelt met ecorealisme.

Ik zal mijn onderzoek naar de morele drijfveer van onze huidige conservatieve partijen nog even moeten verder zetten om tot werkelijk begrip te komen. Ken je er eentje in het wild, stuur hem dan naar me toe, ik nodig hem uit voor een gesprek. Met een koekje bij de thee.

De school op en onderaan de berg.

Ik krijg altijd knuffels, high fives en vuistjes als ik op de speelplaats toekom. ‘Juf Noëmieeeee!’ Hier word ik ontvangen met operastemmetjes die mijn naam roepen, de nawerking van een kennismakingspelletje in het begin van het jaar. Wat voel ik me populair, zo. En zelfs de leerlingen die in de klas tijdens de les weleens pruttelen of muiten, knuffelen er gek genoeg ook op los als ik langsgelopen kom. Ze kijken van het begin van de dag uit naar de les woord-drama als de leraar ‘s morgens de planning met hen doorneemt, vertellen ze me.

De school ligt naast een kanaal. Met zicht op grote bergen oud metaal, steenpuin en ander afval dat wacht op de kade om verscheept te worden. Langs een grote baan waar vrachtwagens over kasseien denderen en een fietspad mankeert. De huizen zijn verwaarloosd en stoffig, op een hip nieuwbouwproject in het kader van stadsontwikkeling na. Misschien krijgt de gentrificatie hier ooit voet aan wal, maar die tijd lijkt nu nog best veraf. Ik mag hier wekelijks in alle klassen een uurtje komen als deel van een project om woord-drama in het vaste curriculum van de school te integreren, met een focus op het versterken van de taligheid van de leerlingen. Na drie jaar vertrek ik weer en dan zouden de leraren zelf beter uit de voeten moeten kunnen met deze muzische leerlijn, die nu vaak onaangeroerd blijft omdat ze gewoon niet goed weten hoe eraan te beginnen.

De achtergrond van de leerlingen is divers, maar meestal niet zo rooskleurig. Veel analfabetisme onder de ouders, alleenstaande moeders en werkloosheid. Velen die geen Nederlands spreken en dat is te merken aan het taalniveau van de leerlingen, dat is helaas zeer slecht. Allemaal blokken aan hun been die hen zullen belemmeren op te klimmen op de maatschappelijke sociale ladder, onafhankelijk van hun eigen kwaliteiten, intelligentie en talenten. Want ook hier zitten ondanks hun armoedige achtergrond en laag taalniveau, zoals overal ook intelligente en sterke leerlingen.

Op deze school weten ze ondanks het wat droeve kader en zelfs gebouwen die hun beste tijd te lijken hebben gehad, toch een thuis te creëren. Er heerst een zekere rust, die afstraalt op de leerlingen. Veel leraren staan er al bijna twintig jaar voor de klas. Ik kan zelfs spreken van harmonie. Er wordt ook weleens gezucht en gefoeterd, maar tegenslagen worden er veeleer met humor gepareerd. Op een klas na, zijn de leerlingen hier erg sereen en gedisciplineerd, zonder dat er met de lat op de vingers wordt geslagen of met straffen gegooid. De leerlingen spiegelen de kalmte die bij de leraren te vinden valt. Deze kinderen zijn warmhartig en aardig en ook erg solidair met elkaar. Maar ze zijn niet erg zelfzeker, mompelen veel en staan ondanks dat ze naar de lessen uitkijken erg verlegen voor de groep als we scènes maken in de klas.

En wat is dat anders dan die school in dezelfde gemeente, maar op de berg. Waar ik als de uren er in de ene school aan het kanaal op zitten, ook naar toe fiets. Waar de huizen statiger en proper zijn, de leerlingen geprivilegieerd, ouders hooggeschoold. Het is een soort methodeschool avant la lettre. Hun pedagogie gebaseerd op een personage uit de kinderliteratuur, een Zweeds meisje met rood haar in vlechtjes die alleen woont in een villa met een aap en een paard. Toen de directrice me aan het begin vertelde dat zij het rolmodel was voor het kind dat de school wil vormen, mondig en onafhankelijk, vond ik het wel wat hebben. Maar de liefde bekoelde snel. Allemaal leuk bedacht, maar in de praktijk eerder onaangenaam. Wat zijn deze kinderen onbeleefd en zelfgenoegzaam. Nare groepsdynamieken en uitsluitgedrag lijken hier dagelijkse kost. En natuurlijk kunnen ze wel aardig of vaak eerder poeslief zijn, ook slim, fantasierijk en rad van tong. Qua theatraal talent zit hier behoorlijk wat bij elkaar. Maar de energie die ik moet steken in ruzietjes oplossen, uitgesloten kinderen troosten, uitleggen wat minimale beleefdheidsvormen zijn, steeds om stilte vragen, maakt dat ik ertegen opkijk om hierheen te komen.

Ik zie financiële rijkdom, maar emotionele armoede. Kinderen die heel erg op elkaar lijken en elke minimale afwijking afstraffen. Terwijl in die andere school kinderen letterlijk haast niets hebben, maar elkaar gewoon lijken te aanvaarden, is dat hier erg moeilijk. Wanneer een leerlinge niet meer wil komen naar de les vanwege het pestgedrag van de anderen, heb ik een gesprek over empathie. Hoe belangrijk dit is om goed toneel te kunnen spelen, maar ook in het echte leven. Om bij anderen niet te doen wat je zelf niet graag hebt. De meisjes zitten in het zesde leerjaar, het pestgedrag is al gaande sinds de tweede. Blijkbaar waren er klasgesprekken, ouders die elkaar probeerde aan te spreken, maar botsten ze op de muur van ‘mijn kind, schoon kind’. De moeder van het gepeste meisje reageert angstig wanneer ik haar meedeel er komaf mee te willen maken. ‘Zouden we het niet beter zo laten?’, bang om weer het erger te maken. Wanneer ik de kinderen aanspreek op hun eigen verantwoordelijkheid om een fijne groep met elkaar te zijn, zijn de reacties defensief. Wat zijn deze leerlingen mondig en zelfbewust. Ik ga geen conflict aan, want het is geen gevecht of wedstrijd. Haal al mijn communicatievaardigheden uit de kast om aan te tonen dat er iemand in deze groep onder het pestgedrag lijdt. Elke aanval op mij of het slachtoffer pareer ik op deze manier keer op keer. We praten er bijna de hele les over tot er iets begint door te sijpelen. We maken afspraken om de gepeste leerling zich beter in de groep te kunnen laten voelen en na de les komt het populairste meisje naar me toe en zegt dat ze nu eindelijk die ander beter begrijpt. Ik hoop dat het haar wat wakkergeschud heeft. Maar als ouders al niet de verantwoordelijkheid willen opnemen om hun kinderen aan te spreken op hun gedrag, waarom zouden kinderen dat zelf dan wel doen? Deze leerlingen lopen over van zelfzekerheid en stellen zichzelf nooit in vraag. Missen daarom gevoeligheid en mededogen voor de kwetsbaren. En zij krijgen alles mee om het te maken in het leven. Kinderen van professoren, advocaten, CEO’s worden waarschijnlijk ook weer de bestuurders van morgen.

Diezelfde week organiseren we in de andere school het eerste toonmoment van het jaar: een ‘poëziecafé’. De leerlingen hebben koffie, thee, koekjes, slingers en tafelkleedjes bij, zoals ik hen vroeg om het gezellig te maken. De cateringtafel staat vol, het lokaal oogt huiselijk. De paar leerlingen die het toch niet zagen zitten om mee voor te dragen worden barmannen. Ik leg hen de taken en verantwoordelijkheden uit, die ze de hele presentatie lang met gedegen serieu uitvoeren, ze er ook eigenwaarde kunnen uithalen. Iedereen werkt nauwgezet samen tijdens de voorbereiding. Het is muisstil tijdens de generale repetitie. De ouders komen binnen gedruppeld en zetten zich erbij. Vaders die knikken, moeders die koekjes eten en koffie drinken. De leerlingen brengen gedichten in verschillende talen en zelfgeschreven raps over de stad. Nederlandse, Franse, Engelse, Turkse, Spaanse en Arabische klanken klinken door het lokaal. Niemand verstaat alles, iedereen een beetje, ook de juffen, meesters en ik. Zo zijn we ondanks onze verschillende achtergronden en scholingen allemaal samen onkundig of expert. De leerlingen laveren het vlotste tussen de verschillende talen. Ze kozen hun teksten zelf en weten waarom ze die willen brengen. Veelal nog met dunne stemmetjes. Het spreektempo is snel, het volume laag. Opvallend is dat de grootste monden in de klas, de meeste moeite hebben met de presentatie: twee barsten er van zenuwen in huilen uit. Niemand moest, iedereen mocht zelf kiezen wat hij wilde brengen. Eigenlijk zijn ze gewoon ontzettend onzeker, lijkt het alsof ze voor het eerst hun eigen stem voor een groep mogen horen. Maar ze moedigen elkaar aan en sommigen grijpen al hun kans. Een jongen die vorig jaar nog uit Nigeria kwam, geen Nederlands spreekt en in de klas dus nog niet echt uit de voeten kan, ontpopt zich tot begeesterd rapper in het Frans. In de les hangt hij er meestal wat bij, omdat hij toch niets verstaat.

Ik kan hen enkel helpen om hun stem te vinden en een mening te ontwikkelen. Hen overtuigen dat het belangrijk is om deze te laten horen. Dat ook zij van waarde zijn, dat ze de moeite zijn om gehoord te worden. Zodat ze ietsje weerbaarder zijn om de rest van het leven aan te gaan en hopelijk zichzelf ooit in dezelfde regionen als die andere kinderen zullen kunnen gaan begeven, want ze kunnen veel van elkaar leren.

Lets talk about the money

Van opleiding ben ik theaterdocent. Ik heb altijd geweten dat ik graag wilde gaan lesgeven. Het voor de klas staan en met doelgroepen projecten doen is dus een positieve keuze. Niet uit noodzaak om te kunnen rondkomen als bijverdienste naast de autonome artistieke carrière, zoals het cliché over kunstenaars die lesgeven rondgaat. Ik hou van mensen en hun materiaal. Hun verhalen, de ideeën waarmee ze komen die ik onmogelijk zelf zou kunnen bedenken. Ik hou ervan om kaders te creëren waarbinnen anderen zich veilig voelen om boven zichzelf uit te stijgen. Hen dingen te zien doen die ze niet van zichzelf verwachten.

En ernaast komt er ook af en toe ook een eigen artistiek idee naar boven dat ik wel eens wil ontwikkelen. Want ik vind zelf spelen en maken ook nog gewoon leuk. Het voedt me. Als je altijd alleen voor die groepen staat, is het heerlijk om nog eens met andere kunstenaars te kunnen uitwisselen en sparren. Als je mensen in spel begeleid, is het gezond – eigenlijk noodzakelijk – om zelf ook af en toe nog eens op de vloer te staan.

Je bent bevlogen, wil onderzoeken op professioneel gebied. Je bent ervoor opgeleid, denkt op een bepaald niveau en wil voorwaarden die dat proces faciliteren. Maar dat is niet evident.

De afgelopen vijf jaar was ik betrokken bij een aantal projecten met andere jonge professionals die vroeger strandden dan we eigenlijk graag hadden gewild. Omdat we het gevoel hadden dat we er nog niet klaar mee waren, dat het onderste nog niet uit de kan was. We geloofden er nog in, maar het lukte gewoon niet. Elke keer had het te maken met een gebrek aan ondersteuning. Het moment dat de energie die je erin hebt gestopt te groot geworden is voor wat je terugkrijgt. Te lang doorgegaan op reserves tot ze op zijn en dan kom je voor die onverbiddelijke keuze om het te laten gaan. Net zoals bij een start up die niet van de grond gekomen is. Waar je na veel en hard werk op een bepaald moment er misschien voor moet kiezen om ermee op te houden, want het draagvlak is er niet. Op verschillende gebieden: mensen die in jou geloven, hulp, ruimtes, genoeg tijd om te werken en financieel.

In die jaren heb ik geen enkele keer een dossier ingediend voor de Vlaamse projectsubsidies waar nu in geschrapt wordt. Omdat ik weet dat het zinloos zou zijn geweest. Het schrijven van zo’n dossier vraagt ontzettend veel tijd en je moet als jonge maker al een aantal organisaties en mensen hebben die achter je staan om zo’n dossier volledig rond te krijgen met alles erop en eraan. Je naam doet liefst al ergens een belletje rinkelen om geloofwaardig en betrouwbaar over te komen. Als zelfs een groot deel van de mensen die daar wel allemaal in slagen en wiens dossiers door de commissie als ‘zeer goed’ werden beoordeeld afgelopen jaren geen geld kregen, zinkt de moed om eraan te beginnen helemaal in de schoenen. De drempel was dus al best hoog voor een jonge maker.

Ik heb andere paden bekeken om de onderzoeksfase te kunnen financieren. Samenwerken met het onderwijs: er is een publiek maar geen budget. Onderzoeken welke mogelijkheden er zijn met de bedrijfswereld: dan is zichtbaarheid op grote schaal heel erg belangrijk. We spelen niet in een schouwburg of events, ja daag. Privéfondsen: ingediend maar nooit gehonoreerd. De sociale sector, bestaande uit ngo’s en vzw’s: veel koffies gedronken, genetwerkt en enthousiaste mensen maar geen middelen. Dus dan kom je toch weer bij die subsidie, want daar zijn ze voor gemaakt. Er zijn nog andere middelen dan Vlaanderen, voor mijn laatste persoonlijke project heb ik een dossiertje ingediend in Brussel voor een beperkt budget om gewoon al de onkosten te kunnen vergoeden. Na drie keer indienen hebben we iets gekregen. Artistiek-inhoudelijk is er in dat dossier drie keer niets veranderd. Het enige verschil was dat er de derde keer gekende namen als coach en meer gerenommeerde residentieplekken om te gaan werken in stonden. Het gekregen budget was 12% van de totale projectbegroting. Als we iedereen netjes had kunnen uitbetalen zou dat totaal minstens 25 000 euro geweest zijn, het meeste van mijn eigen uren niet meegeteld want daar begin ik zelfs niet aan. Nu heb ik heb iedereen bovenop de onkosten een kleinigheid kunnen vergoeden tijdens de repetities en proberen we de voorstelling te verkopen aan een eerlijke prijs.

Zonder financiële middelen is het vooral moeilijk om te professionaliseren. Alles neemt veel meer tijd, omdat je het ergens bij of naast moet doen. Ik kan niet een paar maanden stoppen met lesgeven om me op een project te concentreren en dan gewoon weer gelukkig voor de klas te gaan staan. Het moet allemaal parallel. Dat constante schakelen neemt veel energie en gaat ten koste van het artistieke proces omdat je moeilijk kan focussen.

Je wordt langs dezelfde lat gemeten als zij die wel budget hebben en fulltime twee maanden kunnen repeteren. Programmatoren zijn kritisch en hard, ze zien erg veel en zijn eigenlijk een beetje verzadigd. Maar dat is het wereldje. Als je bij die eerste ‘nee’, die tiende ‘nee’ of zelfs vijftigste afhaakt, strandt het project weer. Met weer het idee dat er eigenlijk nog veel had ingezeten en het zo jammer was dat we niet verder zijn geraakt.

De oud-klasgenoten die het ondertussen meer traditioneel ‘gemaakt’ hebben in de kunstenwereld, hebben iets gemeen. Ze zijn doorgegaan. Door, door, door. Ze waren niet bijzonder de meest getalenteerden van de klas. Ze hebben aan het begin op soorten podia gestaan waarvan ik me afvroeg wat ze daar deden. Alle kansen gegrepen. Zelf zalen gehuurd en er hun eigen voorstelling in geprogrammeerd, in de hoop dat er mensen zouden komen. Doorgewerkt, doorgewerkt, doorgewerkt. Op momenten dat anderen zich zouden afvragen waarvoor ze het deden. Als er geen geld en geen applaus komt. Hun persoonlijke leven haast onbestaand, volledig samenvallend met hun professionele identiteit. Maar ze gingen door. En zo lieten ze zich opmerken. Dan komt die naam vaak genoeg langs om te blijven hangen. En konden ze natuurlijk ook wel eens wat bijzonders laten zien, maar heus niet altijd. Dat ligt niet aan hen, falen hoort erbij, is inherent aan kunst en mag absoluut. Maar ik vroeg me wel af hoe gezond het allemaal voor hen was. Of ze ondertussen hebben kunnen stilstaan en genieten van wat ze al hebben bereikt. Of bij elke stap vooruit het doel zich ook mee verder verwijderde.

Met het hakken in de projectsubsidie wordt de afstand tussen school en het professionele werkveld gewoon nog groter. Zal je langer je adem moeten inhouden en zullen er meer mensen sneuvelen. En zelfs dan. Dat werkveld is geen plateau waar je lekker op kan rusten eens je over het randje bent geklommen. Afgelopen jaar hoorde ik twee gediplomeerde kunstenaars die mooie en best prestigieuze projecten wisten uit te voeren met de juiste partners er na 10 jaar het bijltje bij neer gooien en zich omscholen in knelberoepen. Allebei werden ze vader en moest er brood op de plank. Als je enkel voor jezelf verantwoordelijk bent, lukt het nog misschien om eindjes aan elkaar te knopen en weer eens de energie te vinden om jezelf te bewijzen. Als er een familie onderhouden moet worden, is het nog moeilijker.

Je doet het omdat je niet anders kan. Omdat je wil onderzoeken en vragen stellen. Iets onder de loep nemen en omkeren. Verhalen wil vertellen. Omdat je vindt dat kunst belangrijk is. Ik ga dus ook gewoon door, met mijn eigen pas en ritme met die persoonlijke projecten. Met hier en daar een pauze. Ik loop de marathon niet op één dag, maar wandel hem wanneer mij het uitkomt. In de hoop dat er ooit dat draagvlak en platform er is om ongestoord aan mijn eigen projecten te kunnen werken wanneer ik dat wil. Eh, dream on. Maar intussen blij met elke kleine tussentijdse overwinning.