Ik krijg altijd knuffels, high fives en vuistjes als ik op de speelplaats toekom. ‘Juf Noëmieeeee!’ Hier word ik ontvangen met operastemmetjes die mijn naam roepen, de nawerking van een kennismakingspelletje in het begin van het jaar. Wat voel ik me populair, zo. En zelfs de leerlingen die in de klas tijdens de les weleens pruttelen of muiten, knuffelen er gek genoeg ook op los als ik langsgelopen kom. Ze kijken van het begin van de dag uit naar de les woord-drama als de leraar ‘s morgens de planning met hen doorneemt, vertellen ze me.
De school ligt naast een kanaal. Met zicht op grote bergen oud metaal, steenpuin en ander afval dat wacht op de kade om verscheept te worden. Langs een grote baan waar vrachtwagens over kasseien denderen en een fietspad mankeert. De huizen zijn verwaarloosd en stoffig, op een hip nieuwbouwproject in het kader van stadsontwikkeling na. Misschien krijgt de gentrificatie hier ooit voet aan wal, maar die tijd lijkt nu nog best veraf. Ik mag hier wekelijks in alle klassen een uurtje komen als deel van een project om woord-drama in het vaste curriculum van de school te integreren, met een focus op het versterken van de taligheid van de leerlingen. Na drie jaar vertrek ik weer en dan zouden de leraren zelf beter uit de voeten moeten kunnen met deze muzische leerlijn, die nu vaak onaangeroerd blijft omdat ze gewoon niet goed weten hoe eraan te beginnen.
De achtergrond van de leerlingen is divers, maar meestal niet zo rooskleurig. Veel analfabetisme onder de ouders, alleenstaande moeders en werkloosheid. Velen die geen Nederlands spreken en dat is te merken aan het taalniveau van de leerlingen, dat is helaas zeer slecht. Allemaal blokken aan hun been die hen zullen belemmeren op te klimmen op de maatschappelijke sociale ladder, onafhankelijk van hun eigen kwaliteiten, intelligentie en talenten. Want ook hier zitten ondanks hun armoedige achtergrond en laag taalniveau, zoals overal ook intelligente en sterke leerlingen.
Op deze school weten ze ondanks het wat droeve kader en zelfs gebouwen die hun beste tijd te lijken hebben gehad, toch een thuis te creëren. Er heerst een zekere rust, die afstraalt op de leerlingen. Veel leraren staan er al bijna twintig jaar voor de klas. Ik kan zelfs spreken van harmonie. Er wordt ook weleens gezucht en gefoeterd, maar tegenslagen worden er veeleer met humor gepareerd. Op een klas na, zijn de leerlingen hier erg sereen en gedisciplineerd, zonder dat er met de lat op de vingers wordt geslagen of met straffen gegooid. De leerlingen spiegelen de kalmte die bij de leraren te vinden valt. Deze kinderen zijn warmhartig en aardig en ook erg solidair met elkaar. Maar ze zijn niet erg zelfzeker, mompelen veel en staan ondanks dat ze naar de lessen uitkijken erg verlegen voor de groep als we scènes maken in de klas.
En wat is dat anders dan die school in dezelfde gemeente, maar op de berg. Waar ik als de uren er in de ene school aan het kanaal op zitten, ook naar toe fiets. Waar de huizen statiger en proper zijn, de leerlingen geprivilegieerd, ouders hooggeschoold. Het is een soort methodeschool avant la lettre. Hun pedagogie gebaseerd op een personage uit de kinderliteratuur, een Zweeds meisje met rood haar in vlechtjes die alleen woont in een villa met een aap en een paard. Toen de directrice me aan het begin vertelde dat zij het rolmodel was voor het kind dat de school wil vormen, mondig en onafhankelijk, vond ik het wel wat hebben. Maar de liefde bekoelde snel. Allemaal leuk bedacht, maar in de praktijk eerder onaangenaam. Wat zijn deze kinderen onbeleefd en zelfgenoegzaam. Nare groepsdynamieken en uitsluitgedrag lijken hier dagelijkse kost. En natuurlijk kunnen ze wel aardig of vaak eerder poeslief zijn, ook slim, fantasierijk en rad van tong. Qua theatraal talent zit hier behoorlijk wat bij elkaar. Maar de energie die ik moet steken in ruzietjes oplossen, uitgesloten kinderen troosten, uitleggen wat minimale beleefdheidsvormen zijn, steeds om stilte vragen, maakt dat ik ertegen opkijk om hierheen te komen.
Ik zie financiële rijkdom, maar emotionele armoede. Kinderen die heel erg op elkaar lijken en elke minimale afwijking afstraffen. Terwijl in die andere school kinderen letterlijk haast niets hebben, maar elkaar gewoon lijken te aanvaarden, is dat hier erg moeilijk. Wanneer een leerlinge niet meer wil komen naar de les vanwege het pestgedrag van de anderen, heb ik een gesprek over empathie. Hoe belangrijk dit is om goed toneel te kunnen spelen, maar ook in het echte leven. Om bij anderen niet te doen wat je zelf niet graag hebt. De meisjes zitten in het zesde leerjaar, het pestgedrag is al gaande sinds de tweede. Blijkbaar waren er klasgesprekken, ouders die elkaar probeerde aan te spreken, maar botsten ze op de muur van ‘mijn kind, schoon kind’. De moeder van het gepeste meisje reageert angstig wanneer ik haar meedeel er komaf mee te willen maken. ‘Zouden we het niet beter zo laten?’, bang om weer het erger te maken. Wanneer ik de kinderen aanspreek op hun eigen verantwoordelijkheid om een fijne groep met elkaar te zijn, zijn de reacties defensief. Wat zijn deze leerlingen mondig en zelfbewust. Ik ga geen conflict aan, want het is geen gevecht of wedstrijd. Haal al mijn communicatievaardigheden uit de kast om aan te tonen dat er iemand in deze groep onder het pestgedrag lijdt. Elke aanval op mij of het slachtoffer pareer ik op deze manier keer op keer. We praten er bijna de hele les over tot er iets begint door te sijpelen. We maken afspraken om de gepeste leerling zich beter in de groep te kunnen laten voelen en na de les komt het populairste meisje naar me toe en zegt dat ze nu eindelijk die ander beter begrijpt. Ik hoop dat het haar wat wakkergeschud heeft. Maar als ouders al niet de verantwoordelijkheid willen opnemen om hun kinderen aan te spreken op hun gedrag, waarom zouden kinderen dat zelf dan wel doen? Deze leerlingen lopen over van zelfzekerheid en stellen zichzelf nooit in vraag. Missen daarom gevoeligheid en mededogen voor de kwetsbaren. En zij krijgen alles mee om het te maken in het leven. Kinderen van professoren, advocaten, CEO’s worden waarschijnlijk ook weer de bestuurders van morgen.
Diezelfde week organiseren we in de andere school het eerste toonmoment van het jaar: een ‘poëziecafé’. De leerlingen hebben koffie, thee, koekjes, slingers en tafelkleedjes bij, zoals ik hen vroeg om het gezellig te maken. De cateringtafel staat vol, het lokaal oogt huiselijk. De paar leerlingen die het toch niet zagen zitten om mee voor te dragen worden barmannen. Ik leg hen de taken en verantwoordelijkheden uit, die ze de hele presentatie lang met gedegen serieu uitvoeren, ze er ook eigenwaarde kunnen uithalen. Iedereen werkt nauwgezet samen tijdens de voorbereiding. Het is muisstil tijdens de generale repetitie. De ouders komen binnen gedruppeld en zetten zich erbij. Vaders die knikken, moeders die koekjes eten en koffie drinken. De leerlingen brengen gedichten in verschillende talen en zelfgeschreven raps over de stad. Nederlandse, Franse, Engelse, Turkse, Spaanse en Arabische klanken klinken door het lokaal. Niemand verstaat alles, iedereen een beetje, ook de juffen, meesters en ik. Zo zijn we ondanks onze verschillende achtergronden en scholingen allemaal samen onkundig of expert. De leerlingen laveren het vlotste tussen de verschillende talen. Ze kozen hun teksten zelf en weten waarom ze die willen brengen. Veelal nog met dunne stemmetjes. Het spreektempo is snel, het volume laag. Opvallend is dat de grootste monden in de klas, de meeste moeite hebben met de presentatie: twee barsten er van zenuwen in huilen uit. Niemand moest, iedereen mocht zelf kiezen wat hij wilde brengen. Eigenlijk zijn ze gewoon ontzettend onzeker, lijkt het alsof ze voor het eerst hun eigen stem voor een groep mogen horen. Maar ze moedigen elkaar aan en sommigen grijpen al hun kans. Een jongen die vorig jaar nog uit Nigeria kwam, geen Nederlands spreekt en in de klas dus nog niet echt uit de voeten kan, ontpopt zich tot begeesterd rapper in het Frans. In de les hangt hij er meestal wat bij, omdat hij toch niets verstaat.
Ik kan hen enkel helpen om hun stem te vinden en een mening te ontwikkelen. Hen overtuigen dat het belangrijk is om deze te laten horen. Dat ook zij van waarde zijn, dat ze de moeite zijn om gehoord te worden. Zodat ze ietsje weerbaarder zijn om de rest van het leven aan te gaan en hopelijk zichzelf ooit in dezelfde regionen als die andere kinderen zullen kunnen gaan begeven, want ze kunnen veel van elkaar leren.